Frederik van Eeden
Samenvatting:
"De kleine Johannes begint met 'Ik zal u iets van de kleine Johannes vertellen. Het heeft veel van een sprookje, mijn verhaal, maar het is toch alles werkelijk zo gebeurd.' Johannes is een jongetje dat veel van de natuur houdt. Op een dag ontmoet hij in de tuin de elf Windekind. Windekind neemt Johannes mee naar het rijk van de dieren. Johannes is zo van deze wereld vervuld, dat hij er wel altijd zou willen blijven. Maar dan laat Windekind Johannes ook de wereld van de mensen zien. Daardoor, en door de ontmoeting met de kabouter Wistik, het meisje Robinetta, Pluizer, dokter Cijfer, de Dood en uiteindelijk de Ongenoemde, wordt het sprookje gaandeweg steeds grimmiger en wordt Johannes uiteindelijk voor de ultieme keuze gesteld: zal hij in de sprookjeswereld van Windekind blijven of kiest ervoor om in te treden in de wereld van de mensen, waar hem 'eindeloos verdriet, vermoeienis en zorg' wachten?
De kleine Johannes is een symbolische vertelling over de levensfasen van de mens en de zoektocht naar geluk." - Lezen voor de lijst, http://www.lezenvoordelijst.nl/zoek-een-boek/nederlands-15-tm-19-jaar/d/de-kleine-johannes/
Mijn mening over het boek:
De kleine Johannes is rond 1885 door Frederik van Eeden geschreven; best een tijd geleden, dus. De reden dat ik dit boek heb gekozen om te lezen voor mijn lijst is dan ook niet lastig te raden: deze stond aangegeven bij de literatuuropdracht over de impressionistische stroming. Als ik dan toch voor een opdracht een niveau 4-boek moet lezen, kan ik deze maar beter op mijn lijst zetten.
Ik heb echter wel heel duidelijk gemerkt dat het boek in de negentiende eeuw is geschreven: af en toe kwam er taalgebruik naar voren dat men vandaag de dag niet meer zal horen (hij zeide, alras, weder, etc.). Toch vond ik dit bij De kleine Johannes minder storend dan bij Twee vrouwen, van Harry Mülisch. En ondanks dat het taalgebruik soms voor de nodige verwarring zorgde, las het boekje vrij vlot door. Van Eeden beschrijft heel duidelijk de omgeving waarin Johannes zich bevindt en schetst zo ook erg duidelijk de situatie. Toch vond ik het boek op sommige punten erg vaag: het is duidelijk een allegorisch sprookje met onder andere de Dood als personage, maar van andere personages, zoals bijvoorbeeld kabouter Wistik, had ik nog niet meteen de diepere laag gezien. Heel behulpzaam is dan ook het nawoord van Jan Fontijn: hier legt hij de achterliggende thematiek van het boekje uit.
Al met al vond ik het een prettig boek om te lezen, omdat het antieke taalgebruik en de diepere gronden van het verhaal het tot een waar sprookje maakten.